VAKnieuws 2021

sorteer op datum sorteer op nummer  
 
21133

Partneralimentatie beëindigd na 30 jaar betalen

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 30-11-2021 ECLI:NL:GHARL:2021:10983
Jurisprudentie - Geschilbeslechting
Alimentatie
II WLA
Rechtsvraag

Heeft de rechtbank terecht de partneralimentatieverplichting na ruim dertig jaar niet beëindigd op grond van artikel II WLA en de redelijkheid en billijkheid?

Overweging

Uit de parlementaire behandeling van de WLA blijkt dat na ommekomst van een termijn van vijftien jaren de verantwoordelijkheid van de ex-echtgenoten ten opzichte van elkaar voor het verstrekken van levensonderhoud geacht kan worden te zijn geëindigd en dat de enkele omstandigheid dat de alimentatiegerechtigde dan niet door betaalde arbeid in eigen onderhoud zou kunnen voorzien niet zo ingrijpend van aard is dat naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid beëindiging van de onderhoudsbijdrage van de alimentatiegerechtigde niet kan worden gevraagd: immers, beëindiging van de alimentatie betekent dat er ten aanzien van de bron van inkomsten en/of het inkomensniveau een wijziging zal optreden. Het hof leidt hieruit af dat naar de bedoeling van de wetgever de enkele omstandigheid dat na beëindiging van de alimentatie de uitkeringsgerechtigde zal zijn aangewezen op een bijstandsuitkering dan wel op het aanspreken van eigen vermogen, op zichzelf niet in de weg staat aan beëindiging van de alimentatie.

Het feit dat de vrouw pas in 1998 weer is gaan werken en zij tot aan haar pensioen een parttime dienstverband heeft gehad, waardoor haar pensioenopbouw beperkt is gebleven, moet naar het oordeel van het hof niet slechts als een nadelig effect van het huwelijk worden beschouwd. Dit is ook een eigen keuze van de vrouw geweest. Het hof vindt dat de vrouw haar stelling dat zij vanwege psychische en/of lichamelijke klachten en de zorg voor de kinderen niet in staat was om eerder weer aan het werk te gaan of meer uren te werken onvoldoende heeft onderbouwd. Het hof gaat daarom voorbij aan die stelling.


 
21124

Biologische vader ontvankelijk vanwege bescherming van het privéleven

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 23-11-2021 ECLI:NL:GHARL:2021:10825
Jurisprudentie - Geschilbeslechting
Gezag en omgang
1:377a BW
Rechtsvraag

Is de biologische vader die het kind nog nooit heeft gezien ontvankelijk in zijn verzoek om omgang?

Overweging

Voor het slagen van een beroep op de bescherming van privéleven is het biologisch ouderschap alleen niet voldoende. Er moet sprake zijn van bijkomende feiten en omstandigheden die maken dat het contact met en toegang tot het kind een belangrijk deel betreffen van de identiteit van de biologische vader. Het hof is van oordeel dat de biologische vader voldoende heeft onderbouwd dat hiervan sprake is. De biologische vader heeft in december 2015, dus twee maanden na de geboorte van [de minderjarige] , reeds een verzoekschrift tot erkenning ingediend. Nadat DNA-onderzoek in september 2016 had uitgewezen dat hij de biologische vader is van [de minderjarige] , heeft de biologische vader in oktober 2016 een omgangsverzoek ingediend. De biologische vader spant zich inmiddels al bijna vijf jaar lang in om contact met [de minderjarige] te krijgen. Zijn wens tot omgang is aantoonbaar en serieus. Hieruit volgt dat de beslissing over de vraag of er een contactregeling moet komen tussen de biologische vader en [de minderjarige] een inmenging op zijn recht op private life als bedoeld in artikel 8 EVRM vormt. Dit maakt dat de biologische vader recht heeft op een inhoudelijke belangenafweging bij de beoordeling van zijn verzoek tot omgang met [de minderjarige] en dat hij in voldoende mate bij de besluitvorming moet worden betrokken (artikel 6 EVRM). Daarbij moeten ook de belangen van [de minderjarige] en zijn juridische ouders worden meegewogen (zoals het recht op bescherming van hun sociale werkelijkheid en gezinsleven) waarbij op grond van artikel 3 IVRK het belang van [de minderjarige] voorop staat.

5.7

Voorts overweegt het hof dat bij de beoordeling van de ontvankelijkheid van het verzoek van de biologische vader, zoals hiervoor reeds is vermeld, aan het belang van het [de minderjarige] een zwaar gewicht moet worden toegekend. 

De raad heeft ter zitting in hoger beroep in het kader van zijn advies gesteld dat het uitgangspunt is dat ieder kind het recht heeft om zijn biologische ouders te leren kennen en contact met zijn biologische ouder te hebben. Voor een gezonde identiteitsontwikkeling van een kind is het belangrijk dat een kind zich kan spiegelen aan beide biologische ouders en dat het weet van wie het afstamt. Wanneer één van de biologische ouders bij het kind wordt weggehouden, ervaart een kind dit als dat een deel van hem er niet mag zijn. De kans is groot dat een kind in zo’n situatie in de puberteit problematiek gaat ontwikkelen.

Ook in het licht van dit belang van het kind dat de raad schetst, is het hof van oordeel dat de biologische vader ontvankelijk moet worden verklaard in zijn verzoek. Een niet-ontvankelijkverklaring zou naar het oordeel van het hof in strijd komen met het recht op private life van [de minderjarige] . Als algemeen uitgangspunt geldt dat het in het belang van [de minderjarige] is dat hij zijn biologische vader leert kennen. Of dat nu of in de - nabije - toekomst moet gebeuren en aan welke voorwaarden moet zijn voldaan, vergt een inhoudelijke beoordeling van het verzoek van de biologische vader. Dat de biologische vader ontvankelijk is in zijn verzoek, betekent overigens niet dat de inhoudelijke beoordeling - vanwege de specifieke omstandigheden en dus op inhoudelijke gronden - niet alsnog tot afwijzing van het verzoek tot omgang van de biologische vader kan leiden.


 
21123

Verdeling kinderbijslag bij co-ouderschap

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 11-11-2021 ECLI:NL:GHARL:2021:10504
Jurisprudentie - Geschilbeslechting
Alimentatie
1:404 BW
Rechtsvraag

Hoe dient de kinderbijslag te worden verdeeld bij co-ouderschap?

Overweging

Het hof komt dan toe aan de grief van de vrouw dat de rechtbank had moeten bepalen dat haar het recht toekomt om de volledige kinderbijslag voor de kinderen te ontvangen.

De man heeft hiertegen verweer gevoerd. Ieder ontvangt inmiddels de helft van de kinderbijslag en dat is volgens hem correct, omdat de kinderbijslag ook voor verblijfskosten bedoeld is. De kinderen verblijven evenveel bij iedere ouder en de kinderbijslag wordt rechtstreeks toegekend aan de bij de onderhoudsplichtige verblijvende kinderen voor wie de bedragen bestemd zijn.

Het hof overweegt dat het niet aan het hof is om te bepalen aan wie de SVB de kinderbijslag uitkeert. 

In de brief van de Sociale Verzekeringsbank (SVB) Deventer van 27 januari 2021 wordt vermeld dat uit de bestreden beschikking blijkt dat de kinderen de ene helft van de week bij de vrouw en de andere week bij de man verblijven en dat uit de bestreden beschikking niet blijkt dat er afspraken zijn gemaakt over de verdeling van de kinderbijslag en er geen ouderschapsplan is opgesteld. Daarom krijgen de ouders vanaf het vierde kwartaal van 2020 ieder de helft van de kinderbijslag.

In het licht van de onderhavige beslissing van het hof is die verdeling door de SVB onjuist. Het hof heeft bij de vaststelling van het eigen aandeel van de ouders in de kosten van de kinderen (de behoefte) rekening gehouden met de kosten van de kinderen  na aftrek van de kinderbijslag . Die behoefte bestaat voor 70% uit verblijfsgebonden kosten (eten & drinken, energielasten etc.) en voor 30% uit verblijfsoverstijgende kosten. De totale verblijfsoverstijgende kosten bedragen naast de genoemde 30% van het aldus berekende eigen aandeel ook de kinderbijslag. Die totale kosten komen voor rekening van de vrouw en zij dient in verband daarmee te beschikken over het volledige bedrag van de kinderbijslag. Indien de man een deel van de kinderbijslag zou ontvangen, draagt hij minder dan zijn eigen aandeel in de kosten van de kinderen en draagt de vrouw meer dan zij zou moeten dragen. 

Indien de vrouw alsnog wil realiseren dat zij de volledige kinderbijslag gaat ontvangen dan zal zij hierover opnieuw in contact met de SVB moeten treden.


 

VAKnieuws is een initiatief van en wordt u aangeboden door centrum permanente educatie.


VAKnieuws houdt u middels praktische en uitgekiende samenvattingen op de hoogte van belangrijke juridische ontwikkelingen. Al het vaknieuws wordt met uiterste zorg samengesteld. De samenstellers, makers en centrum permanente educatie zijn niet aansprakelijk voor enigerlei schade als gevolg van het gebruik van dit vaknieuws.